Door: Jeroen Pen
De eerste indruk tijdens een sollicitatiegesprek is de belangrijkste indruk die je kunt maken, blijkt steevast uit onderzoek. Veel van wat je later zegt, heeft minder invloed.
Mijn sollicitatiegesprek verloopt stroef. Ik voel me als een cabaretier die een volle zaal trakteert op zijn beste werk, en er alleen gefronste wenkbrauwen voor terugkrijgt. De stilte is ongemakkelijk, om niet te zeggen pijnlijk.
En dan zijn we nog geen vijf minuten onderweg.
Een van de twee poppetjes op mijn beeldscherm informeert wat mijn sterke punt is. Normaliter zou ik zeggen: aanstekelijk enthousiasme. Een joviale houding, gekenmerkt door veel grapjes, oogcontact en onhandige maar ontwapenende armgebaren. Maar daar kom ik in dit gesprek – dat verloopt via Zoom, of Microsoft Teams, of zo’n andere gelauwerde videodienst – niet mee weg.
Ik begin met een grap, die ik tot twee keer toe moet herhalen omdat de boel even vastloopt, en de derde keer dat ik hem uitspreek is ontdaan van alle spontaniteit en scherpte. En alsof dat nog niet erg genoeg is, ben ik rechtsonder in beeld ook voor mezelf permanent zichtbaar. Wat een merkwaardige motoriek heb ik eigenlijk, schiet er door me heen. De strenge blikken en opgetrokken wenkbrauwen van mijn gespreksgenoten verradendat ik niet de enige ben die er zo over denkt.
Aanstekelijk enthousiasme? Er zijn gewapende roofovervallers die een betere eerste indruk achterlaten dan ik.
De volgende ochtend word ik nog voor het ontbijt afgebeld. Ze hadden niet het gevoel dat er sprake was van de juiste klik.
Of het überhaupt mogelijk is een goed beeld van iemand te krijgen op basis van video, vraag ik aan Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en auteur van De eerste indruk. ‘Per webcam weet ik niet,’ zegt ze, ‘maar er is veel onderzoek gedaan naar indrukken via video. Dan krijgen mensen een fragment van 20 tot 30 seconden van iemand te zien en wordt ze gevraagd hem te beoordelen op allerlei kenmerken, zoals intelligentie, zelfverzekerdheid, extraversie. Vervolgens checken ze of dat klopt door bijvoorbeeld die persoon zichzelf te laten beoordelen of bekenden van hem dat te laten doen. Dan blijkt die eerste indruk heel aardig te kloppen.’
‘Dan zie je,’ vervolgt Vonk, ‘Dat mensen na 20 seconden video op basis van uiterlijk en lichaamstaal – hoe iemand kijkt, beweegt, hoe iemand praat – een redelijk beeld krijgen van iemand. Niet perfect, maar dat wordt het nooit. Als je aan mensen vraagt de persoon te beoordelen met wie ze vijf jaar een relatie hebben, doen ze het ook niet perfect. Sterker nog: je beeld van een persoon na een korte video is helemaal niet zoveel slechter dan van iemand die je al jaren kent.’
Maar hoe zit dat met een webcamgesprek, waarbij je te maken krijgt met allerhande moderne ongemakken als een haperende verbinding? ‘Je maakt dan minder contact omdat je elkaar niet kunt aankijken. Er zit toch een soort vertraging in. En wat je in het gewone sociale verkeer doet – vaak ‘hmhm’ of ‘ja’ zeggen, oogcontact maken – doe je ook niet, want dat stoort. Terwijl je door zulke dingen normaal gesproken aan een relatie werkt.’
Hoe overbrug ik dat, wil ik weten. ‘Wat je kunt doen is: kijk op belangrijke momenten in de camera. Dat voelt onnatuurlijk, maar je kan het jezelf aanleren. Kijk niet naar jezelf, niet naar de ander, maar richt je blik op belangrijke momenten op de camera. Niet de hele tijd, natuurlijk, want dan kom je weer raar over.’
Ik kom sowieso nogal raar over, denk ik. Hoe omzeil ik die hindernis? Vonk: ’Mijn belangrijkste advies is: doe gewoon normaal. Als je ergens solliciteert, willen ze een beeld krijgen van wat voor type je bent. Vertrouw erop dat dit kan via Zoom. Als je te veel bezig bent met hoe je kijkt, hoe je je gedraagt, dan kom je juist gespannen en onnatuurlijk over.’
‘Ik kan me voorstellen dat het lastig is. Als jij iemand bent die het moet hebben van zakelijk flirten – oogcontact, grapjes, even aanraken – dan krijg je het in deze situatie misschien moeilijk. Maar via webcam kunnen zich wel een beeld vormen van wat voor iemand jij bent en beoordelen of jij, met jouw cv en ervaring, bij ze past. En als dat niet het geval blijkt, moet je er ook helemaal niet willen werken.’
Bof ik even dat ik ben afgewezen.
Roos Vonk is hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast geeft ze lezingen en heeft ze een vaste column in Psychologie Magazine. Ze kan als geen ander wetenschappelijke kennis toegankelijk en toepasbaar maken voor een breed publiek. Eerder verschenen van haar de bestsellers Collega’s en andere ongemakken, Liefde, lust en ellende en De eerste indruk.