Toen Darwin in 1842 vanuit Londen verhuisde naar het Engelse platteland, deed hij dat niet alleen om het stadsgewoel te ontvluchten en zijn kinderen op te voeden in een vrediger omgeving. Hij was ook bezig een geheim te verbergen; zijn evolutietheorie, die hij in de tien voorafgaande jaren in het geheim had opgesteld maar die hij nog niet op de mensheid durfde los te laten. Hij wist dat het idee dat mensen afstamden van dieren door de Victoriaanse maatschappij beschouwd zou worden als ketters en arrogant, en hij wilde niet riskeren dat hij persoonlijk te schande zou worden ge- maakt en zijn werk in zijn geheel zou worden afgewezen. Hij besloot zijn tijd af te wachten in Down House, een voormalige pastorie in een afgelegen dorp in Kent – hij noemde het de ‘uiterste rand van [de] wereld’ – waar hij tot het eind van zijn leven zou wonen en werken.
Vanaf het moment dat hij in Down House aankwam tot 1859, toen hij uiteindelijk zijn On the Origin of Species (Ned. vertaling: Over het ontstaan van soorten) publiceerde, leidde Darwin een dubbelleven, waarbij hij zijn gedachten met betrekking tot de evolutie en natuurlijke selectie voor zich hield maar ondertussen bezig was zijn geloofwaardigheid in de wetenschappelijke wereld te versterken. Hij werd een expert op het gebied van eendenmosselen, publiceerde uiteindelijk vier monografieën over de beesten en ontving in 1853 een Koninklijke Medaille voor zijn werk. Hij bestudeerde ook bloemen en bijen en schreef boeken over koraalriffen en de geologie van Zuid-Amerika. Ondertussen onthulde hij zijn geheime theorie aan een zeer kleine groep vertrouwelingen; tegen een van de collega-wetenschappers zei hij dat het voelde ‘als het bekennen van een moord’.
Gedurende deze periode – en eigenlijk zijn hele verdere leven – had Darwin een zwakke gezondheid. Hij had maagpijn, hartkloppingen, afschuwelijke steenpuisten, hoofdpijn en nog andere klachten. De oorzaak van zijn ziekelijkheid is onbekend, maar ze lijkt het gevolg te zijn geweest van het vele overwerk tijdens zijn Londense jaren, en ze werd verergerd door stress. Het gevolg was dat Darwin in Down House het leven van een monnik leidde, waarbij zijn dag draaide om een paar geconcentreerde werkuitbarstingen onderbroken door wandelingen op vaste tijdstippen, dutjes en het lezen en schrijven van brieven.
De eerste, en beste, werksessie begon om acht uur ’s ochtends, nadat Darwin een korte wandeling had gemaakt en in zijn eentje had ontbeten. Na negentig minuten geconcentreerde arbeid in zijn werkkamer – alleen onderbroken door af en toe een loopje naar het potje snuiftabak dat op de tafel in de hal stond – ging Darwin naar de salon waar zijn vrouw Emma al zat, voor de dagelijkse post. Hij las zijn brieven en ging daarna op de divan liggen terwijl Emma de familiebrieven voorlas. Als ze alle post hadden doorgewerkt, bleef Emma voorlezen, alleen dan uit een willekeurige roman die zij en haar man op dat moment aan het lezen waren.
Om half elf keerde Darwin terug naar zijn werkkamer en werkte door tot twaalf uur, of kwart over twaalf. Hij beschouwde dat als het einde van zijn werkdag, en zei dan vaak met tevreden stem: ‘Ík heb goed gewerkt vandaag.’ Daarna maakte hij zijn wandeling van die dag, vergezeld door zijn geliefde foxterriër Polly. Hij deed eerst de orangerie aan, liep daarna een paar keer op en neer langs het ‘Zandpad’, onder het lopen ritmisch tikkend op het gravelpad met zijn ijzerbeslagen wandelstok. Daarna volgde de lunch met het gezin. Darwin dronk meestal een klein beetje wijn bij het eten, hij vond het lekker, maar met mate – dronkenschap boezemde hem angst in en hij beweerde dat hij slechts één keer in zijn leven aangeschoten was geweest, toen hij student was in Cambridge.
Na de lunch keerde hij weer terug naar de divan in de salon om de krant te lezen (de enige niet-wetenschappelijke literatuur die hij zelf las; al het andere werd hem voorgelezen). Daarna was het tijd voor het schrijven van brieven, wat hij deed bij de haard, in een enorme stoel van paarden- haar met een plank over de armleuningen. Als hij veel brie- ven moest schrijven, ging hij over tot dicteren, op basis van een ruwe opzet die hij op de achterkant van een manuscript of drukproef had gekrabbeld. Darwin droeg er zorg voor alle brieven die hij ontving te beantwoorden, zelfs als ze geschreven waren door een overduidelijk gek of ziek iemand. Als hij ook maar één brief onbeantwoord liet, drukte dat op zijn geweten en lag hij er ’s nachts zelfs wakker van. Het schrijven van brieven hield hem bezig tot een uur of drie ’s middags, waarna hij naar boven ging, naar zijn slaapkamer, om te rusten op de divan met een sigaret terwijl Emma bleef voorlezen uit de roman van dat moment. Darwin viel tijdens dit voorlezen vaak in slaap en miste dan, tot zijn ontzetting, hele stukken van het verhaal.
Om vier uur ’s middags ging hij weer naar beneden om zijn derde wandeling van de dag te maken, die een half uur duurde. Daarna keerde hij voor een uurtje terug naar zijn werkkamer en werkte nog wat losse eindjes van eerder op de dag weg. Vanaf half zes volgde een half uur ledigheid in de salon, met daarna weer een poosje rust en lezen, en nog een sigaret op de bovenverdieping. Daarna voegde hij zich voor de avondmaaltijd bij zijn gezin, maar hij at niet mee; in plaats daarvan dronk hij thee en at daarbij een ei of een klein stuk vlees. Als er gasten waren, bleef hij niet nazitten aan tafel voor conversatie met de heren, zoals gebruikelijk was – een half uur conversatie putte hem al uit, en kon ervoor zorgen dat hij de hele nacht wakker lag en de volgende dag niet kon werken. In plaats daarvan voegde hij zich bij de dames wanneer die zich terugtrokken in de salon, waar hij dan een potje backgammon speelde met Emma. Zijn zoon Francis herinnerde zich dat hij ‘buitengewoon opgewonden raakte van zo’n spelletje, zich driftig beklagend over zijn pech en uitbarstend in overdreven zogenaamde woede als mijn moeder geluk had’.
Na twee potjes backgammon ging hij een wetenschappelijk boek lezen en vlak voor het naar bed gaan vlijde hij zich op de divan en luisterde naar het pianospel van Emma. Om ongeveer tien uur verliet hij de salon en lag dan binnen een half uur in bed, hoewel hij over het algemeen moeilijk in slaap kon komen en vaak uren wakker lag, in zijn hoofd bezig met een probleem dat hij die dag niet had kunnen ontrafelen.
Zo verliepen veertig jaar lang de dagen, een paar uitzonderingen daargelaten. Tijdens zomervakanties vergezelde hij zijn gezin en hij bracht af en toe een kort bezoek aan familie, maar hij was altijd opgelucht om weer naar huis te gaan en onthield zich verder van het verschijnen in het openbaar, zelfs bij de meest eenvoudige gelegenheid. Maar ondanks zijn afzondering en zijn voortdurende slechte gezondheid was Darwin tevreden in Down House, omringd door zijn gezin – Emma en hij kregen in totaal tien kinderen – en zijn werk, waardoor hij zich jaren jonger voelde, hoewel het hem ook regelmatig op de rand van de uitputting bracht. Francis Darwin herinnerde zich dat zijn vaders trage, moeizame gang door het huis sterk contrasteerde met zijn gedrag tijdens een experiment – dan werden zijn handelingen snel en vastberaden, gekenmerkt door een ‘soort ingehouden gretigheid. Hij wekte altijd de indruk dat hij zijn werk met plezier deed en zonder enige moeite.’
Mason Currey vertoonde veel uitstelgedrag en begon daarom een blog met dagelijkse rituelen van anderen, die zo succesvol werd dat het de basis vormde voor het boek Dagelijkse rituelen. Currey is schrijver en redacteur en woont in Los Angeles.
Eva Hoeke, die bijdragen schreef voor Currey’s boek, is columnist voor Het Parool en is bekend van de populaire rubriek Eindelijk Weekend in het Volkskrant Magazine. Daarnaast schrijft ze voor o.a. LINDA. en MarieClaire.
Bij Maven Publishing verscheen van Mason Currey Dagelijkse rituelen.